Wijsheid (een fragment)

Bron: Dharmium, p. 228

Tijd voor de completering van onze expressie: om volledig te belichamen wat we echt zijn, moeten we ons subtielste bestaan kennen en erkennen, dat wil zeggen, we moeten ervaren wat het meest vormloze aspect van ons bestaan is, én we moeten dit aspect volledig kunnen vertrouwen, innemen en uitdrukken.

Innerlijkheid is dagelijkse kost voor wijze mensen; al hun verschijningsvormen en functies komen eruit voort en worden erdoor verzorgd.

Hoe onwetender we zijn, hoe meer we opereren in de sfeer van uiterlijke gevolgen; hoe wijzer we zijn, hoe meer we het wonderlijk mechanisme gewaar zijn van een niet te ontraadselen innerlijke bewogenheid. Deze grondkracht of bronwerking wordt leegte genoemd of zodanigheid of waarheidswerking.

Een eenvoudiger en universeler term voor deze meest innerlijke, menselijke identiteit is “geest” – niet in de functionele zin van breinwerking, maar in de existentiële zin van hartsbewustzijn.

Zelfkennis en wijsheid hangen rechtstreeks samen met inzicht in onze geest. En het omgekeerde is ook waar: het is ons gebrek aan geestelijke kwaliteit dat ons gemaakt heeft tot gefixeerde stervelingen die een wereld van lijden creëren, afhankelijk van en bewogen door karmische condities.

Het is heel eenvoudig eigenlijk: wij zijn in staat allerlei zinloze constructies en activiteiten te doorzien; daarmee bewijzen we toch dat we over bruikbaar wijsheidspotentieel beschikken?

Het visie-aspect is dus aanwezig.
De laatste, consequente en noodzakelijke stap is dan de koppeling te maken naar de praktijk: uitvoeren wat we geloven, gezag geven aan de voelbare bedoeling, vertrouwen schenken aan wat ons innerlijk duidelijk is.
Dit betekent: oefenen – enerzijds om resterende blindheid en hechting kwijt te raken, anderzijds om actuele kloppendheid volkomen spontaan te belichamen.

Zoals er maar één werkelijkheid is, zo is er ook maar één wijsheid (prajna, de zesde paramita), uitgedrukt in allerlei termen en methodes, maar voortkomend uit één en hetzelfde inzicht in de levende wetmatigheid die wij allemaal delen.
Die wetmatigheid luidt: de geest is de grondsubstantie van adem en lichaam.
In de kern zijn wij geestelijke wezens, ieder van ons is expressie van de ene, alles doorwasemende bewustzijnswerking.

Deze verwijzing naar de waarde van innerlijke kwaliteit komt ook terug in de soetra-formule “Vorm is leegte”.
Alle zintuiglijke verschijnselen, inclusief conceptualisaties, bestaan niet op zichzelf; zij bestaan niet op zichzelf als blijvende werkelijkheden maar zijn de producten van een continu veroorzakingsmechanisme: de maakbaarheid van het apparaat (namarupa), de keten van oorzaak en gevolg (samsara).

Maakbaarheid is onze kleine pool, de apparaat-identiteit, bestaande uit de vijf skandha’s die als een afgebakend, zelf gedefinieerd personage een geconditioneerde wereld en werkelijkheid scheppen.

Intussen werkt er binnen in ons de centrale wijsheidspool van onze ware aard (boeddha-natuur).
Het is precies dít vermogen dat ons in staat stelt intuïtief te begrijpen dat we niet compleet opereren; hierdoor worden we ons steeds beter daarvan bewust en kunnen we ons ervan bevrijden.

Deze existentiële tweepoligheid van grote-ik en kleine-ik is slechts een tijdelijk hulpmiddel (upaya), want van oorsprong – en dus ook qua potentieel en bedoeling – is ieder van ons één intrinsiek samenhangend wezen, en geen versplinterd, onaf, verward en afhankelijk samenraapsel van externe condities.

Diep in onze kern, in de kern van álle mensen, pulseren de twee dringendheden: geluksdrang en waarheidsdrang.
We bezitten een authentieke stem die getuigt van die pure kern, een stem die zuiver van onzuiver kan onderscheiden en die besef heeft van motivatie, richting, perspectief.

Je bewust worden van de tweepoligheid in je bestaan – enerzijds kernpotentieel en anderzijds perifere conditionering – leert je het verschil te zien tussen de centrale, tijdloze pool van innerlijke hartskwaliteit en de instabiele, schijnbaar vrije maar permanent zorgwekkende pool van projectie en maakbaarheid.

◄║►