Open terrein
Het Zuid-Limburg van 1952, de landingsplek van dit karmisch vlokje op 7 juni van dat jaar, was een omgeving die vooral gekenmerkt werd door materiële en sociale conventies.
Een diepere, innerlijke thuiskomst ervoer ik pas vanaf mijn zesde, zevende jaar, vooral dankzij Karl May’s verhalen.
Over het algemeen had ik een ongecompliceerde jeugd die voornamelijk bestond uit buiten rondstruinen en fragiele vriendschappen sluiten.
Grote traumatische gebeurtenissen herinner ik me niet, maar anderzijds ervoer ik ook weinig bezielende stimulans van opvoeders, geen echte verbinding. Naar het leven toe was er volheid, maar naar mensen toe vooral onduidelijkheid.
Regelmatig verbleef ik in de dorpse sfeer van mijn grootouders van moeders zijde in Schinnen, een onbekommerde omgeving van dagelijkse, arbeidzame eenvoud (meerijden op de strowagen!).
Door mijn oma van vaders zijde, een zwijgzame maar wijze, liefdevolle verzorgster, werd al vroeg op subtiele wijze mijn interesse voor boeken gewekt.
Wat de grootvaders betreft: de ene, gemeentesecretaris in Hoensbroek, stierf al toen ik een jaar of vier was.
De andere, eveneens actief als gemeenteraadslid, opereerde in de dagelijkse praktijk als een stille monarch op de achtergrond, voortdurend in de weer met zijn strobedrijf.
Op mijn elfde koos ik, mede geïnspireerd door May’s boodschap, voor een seminarie-opleiding, als start van een verondersteld missionarisbestaan.
Gewijzigde romantiek
Na anderhalf jaar werd duidelijk dat mijn naïeve inborst zich geen raad wist met de sociaal-emotionele mechanismen in dit instituut van de Montfortaner orde in Schimmert.
Persoonlijk onvermogen me te weren tegen kleine pesterijen bleek sterker dan mijn veronderstelde roeping.
De openbare middelbare school in Hoensbroek die daarop volgde bood een enorm contrasterende beleving: gemengde klassen en nieuwe verhalen over allerlei mij tot dan toe onbekende aspecten. Mettertijd werd dit de kennismaking met een brave variant – en latere hippieversie – van sex, drugs en rock-‘n-roll.
Dolen in de wereld
Intellectuele capaciteit en sociale normen konden me niet werkelijk bezielen, ook niet als referenties voor een toekomstig traject.
Er werkten urgentere motieven in me: de droom van innerlijke kwaliteit (vrijheid), de oneigenlijkheid van wereldse doelen (hoezo carrière?) en een broze omgang met anderen (gebrekkige expressie en vaardigheden).
Muziek kreeg in deze tijd een vaste plek, bijvoorbeeld via dagelijkse uitzendingen van piratenradio Caroline.
Bovendien leverde de latere kennismaking met softdrugs een iets vrijere expressie en zinvollere oriëntatie.
Na de vijfde klas gymnasium voelde het conventionele spoor uitzichtloos en besloot ik mijn tocht te vervolgen via praktijk-gerelateerde trajecten en alternatieve mogelijkheden om me te ontplooien.
Grensverkenningen
Zolang de ouderlijke omgeving dienst deed als materieel onderkomen vormde een vriendenkring mijn existentiële biotoop.
Een vast element daarin vormde dorpsgenote Miriam in wie ik een hartsvriendin vond.
Gaandeweg verkende ik andere woonplekken, zeker naarmate deze relatie vastere vorm aannam.
In de periode van mijn 18e tot 25e werd haast elk jaar wel een keer verhuisd: Maastricht, Tilburg, Hoensbroek, Den Bosch.
Baantjes in een fabriek, schoonmaakbedrijf, bakkerij etc., of periodieke scholingen of uitkeringen vielen redelijk te combineren met muziek maken, poëtische inspiratie en spirituele verkenningen – en incidentele reizen, liftend met of zonder gezelschap.
Vanaf mijn vroege puberteit had ik een actieve belangstelling voor filosofie (Kant, Nietzsche, Kierkegaard). Geleidelijk verschoof die interesse naar oosterse filosofie, met name naar zenboeddhisme.
Maar over het geheel genomen was dit per saldo een perspectiefloze en gesloten periode waarin ik, zonder het te beseffen, het behoedend oog van het universum hard nodig heb gehad.
Reddende connectie
De laatste reis die ik ondernam ging richting Scandinavië.
Eenmaal aangekomen op de kust van Noorwegen werd me intuïtief duidelijk (‘hier ga je verloren’) dat deze tocht een heilloze onderneming was die niks zinnigs te bieden had.
Dit inzicht zette me later ertoe aan de relatie met Miriam – na jaren van vrijblijvendheid – serieus te nemen.
Het werd de basis voor een stabielere koers, met meer ruimte voor completere beleving, leerzame verantwoordelijkheden en innerlijke ontwikkeling.
Dankzij Miriam leerde ik de organische aard van menszijn kennen. In 1976 en 1978 werden twee dochters geboren, Lieke en Zanna.
We zochten een geschikte woonplek en ik kon aan de slag als boekverkoper en als muzikant in regionale bands, waardoor inkomen verzekerd was.
Daarnaast volgde ik drie jaar lang een hbo-studie geschiedenis en rondde later nog enkele werk-gerelateerde opleidingen af (administratie; automatisering).
Temidden van dit alles kregen zen en aikido op de achtergrond een steeds concretere plek in mijn hart.
De weg als basis
Aikido ging een actieve rol spelen. De leraar bij wie ik begon met jiujutsu en aikdo in 1978 was Anton Krystek uit Heerlen. Later, na een zomerstage met Sugano-sensei, werd ik lid van de nog jonge aikidovereniging Ma-Ai in Maastricht.
Daar trainde ik jarenlang naar hartelust bij regionale leraren uit het nabije België: Jos Vanroy en Danny Leclerre (met name zijn companions François Warlet, Claude Bastin, Philippe van de Wetering).
Maar het brandpunt van mijn aikido-interesse vormde Seiichi Sugano die als Aikikai-representant continu trainingen verzorgde in de Benelux via bondsstages en in de diverse dojo’s via lokale trainingen hier in de ruimere regio Limburg.
Toen hij rond 1987 naar de Verenigde Staten verhuisde, verzocht ik – mede vanwege hun blijkbare interesse in zen – Kenji Shimizu en John Stevens om te komen lesgeven in Nederland.
Dit leverde drie leerzame en levendige jaren op.
In diezelfde tijd nam ik contact op met zenleraar Nico Tydeman en reisde enkele malen naar Berlijn en Oldenburg voor zen- en aikido-training bij Wolfgang Sambrowsky.
Anonieme volheid
Het praktische begin van mijn zen-weg ligt in 1977, toen ik ging deelnemen aan een oefengroep in Brunssum – lichtelijk verbijsterd (en stilletjes verheugd) door het feit dat het verre, verheven zen beoefend bleek te kunnen worden door dorpsgenoten.
Omdat deze groep zich na enkele jaren aansloot bij de organisatie van Taisen Deshimaru uit Frankrijk, koos ik voor een andere route op basis van mijn affiniteit met Shunryu Suzuki.
Het was zijn postume onderricht dat me in 1974, na voorgaande jaren van filosofische verkenningen, definitief naar het wijsheidspad had verwezen. Dit was mede te danken aan de uitbater van boekhandel Athenaeum in Maastricht waar ik toentertijd werkte, de heer Fleischauer; hij schonk mij een exemplaar van Zen mind, beginner’s mind.
Rond 1985 leidde dit traject tot oprichting van Oefenschool De Kier, met als latere uitvloeiselen aikidoschool Inai en zencentrum Prajna. Op die basis verzorgde ik ook cursussen voor HOVO-Limburg, hielp een landelijke aikido-organisatie opzetten en gaf sporadisch coaching- en bedrijfstrainingen.
Op de achtergrond intussen maakte ik me verder vertrouwd met poëzie, en met het vertalen van Engelstalig onderricht door leraren als Huangpo, Morihei Ueshiba, Hongzhi, etc.
Maar al die activiteiten konden de bestaande onafheid (belangen) en overbodigheid (ambities) in mijn bestaan niet vereffenen.
In de eigen taxatie leek mijn cv per saldo slechts ‘onbetrouwbaar en ondeugdelijk’ te vermelden.
Keuze
In 1995 had zich tijdens meditatie de term Stiltij aangediend als een krachtige visie: de Weg bewandelen als een authentieke bevrijdingsweg. Het bood een alternatief voor de bestaande organisatorische structuren met hun extensies naar overheid, publiciteit, nevenactiviteiten etc.
Om toe te komen aan dit nieuwe traject werd in 1996 De Kier opgeheven. De open ruimte die zo ontstond benutte ik bewust voor het onderzoeken van andere oefentradities (vedanta, mystiek, taichi, karate, magnetisme, stemwerk).
Na een jaar of twee leidden contacten met oud-leerlingen tot het opzetten van een informele oefenkring, onder de naam Stiltij.
Maar vanwege de uiteenlopende oefenelementen op de achtergrond voelde ik de noodzaak me te committeren aan één pad: zen.
Via contact met Nico Tydeman in 2000 vestigde ik mijn innerlijke verbinding met dit dharma-pad; het leidde tot oprichting van zen centrum Prajna. In 2003 hervatte ik ook de aikido-trainingen (Inai, innerlijk aikido).
Via een collectieve pelgrimage door Zuid-Limburg – een maandelijkse dharma-dag op verschillende locaties, georganiseerd door Prjana – schiepen we de gelegenheid om een nieuwe oefenplek te vinden.
Dit leidde ons in 2010 naar een locatie in Moorveld.
Vanaf dat moment werden de aikido-school en het zen-centrum gebundeld tot wijsheidsplek Stiltij, een totaalconcept waarin we als een kleinschalige kloosteromgeving konden wonen en werken.
In 2015 kreeg Stiltij het aanbod om te participeren in een veelomvattend klooster-project. Toen dat project uiteindelijk niet doorging, was dit voor mij het teken om te stoppen met externe functionaliteit en organisatiedrukte.
Eind december 2016 heb ik de bodhisattva-gelofte afgelegd.
◄║►